DUTCH DIVA’S & DIVO’S OP CILINDERS & 78-TOEREN

DE COMPLETE DISCOGRAFIE
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

INTRODUCTIE TOT DE DISCOGRAFIE

Op vele honderden pagina’s wordt gedurende de komende 12 maanden een uniek project voltooid: de publicatie van de complete discografie van alle Nederlandse klassieke zangers uit het cilinder & 78-toerentijdperk van ca. 1899 tot en met de laatste 78-toerenplaat die nog in de late jaren vijftig werd gemaakt.

Het betreft het levenswerk van Rinus Blijleven, verzamelaar, chroniqueur en deskundige, wiens werk hier eindelijk het platform krijgt dat het verdient.
RinusinhetplatenArchiefvanHilversum2004Rinus discografieen zullen worden aangevuld met informatie over de weinige heruitgaven op langspeelplaat en CD, zoals u kunt zien op de eerste discografie die momenteel wordt bewerkt, die van Nederlands beroemdste tenor aller tijden, Jacques Urlus.
Er werd met Urlus begonnen omdat zijn complexe discografie met talloze herpersingen zich het best leende voor het bepalen van de vorm waarin het project wordt gepresenteerd. Na Urlus zal de discografie in alfabetische volgorde online worden gezet.
RS.


1856-1927 CILINDEROPNAMEN

CylinderRecordings


1856
Edouard-Leon Scott de Martinville (1817-1879)

Edouard-LionScottDeMartinvilleIn de aller-prilste begindagen van de grammofoonindustrie werden nog geen platen geperst, maar cilinders. Daarin werden met een naald de geluidstrillingen gegraveerd. Oorspronkelijk was het principe al in 1857 gepatenteerd door Edouard-Leon Scott de Martinville (1817-1879). Zijn ‘Fonautograaf’ registreerde geluid door de trillingen met een stift in om een cilinder gespannen beroet papier te krassen.

The1859modelofScottScott realiseerde zich destijds echter niet dat zijn grafische weergave van geluidstrillingen ook daadwerkelijk kon worden afgespeeld. Hij maakte dat bij leven ook niet mee, want dit lukte met moderne technieken pas in 2008, toen onderzoekers van het Lawrence Berkeley National Laboratory een ‘fonautogram’ van 9 april 1860 terugvonden en via computertechnieken afspeelbaar maakten. Aanvankelijk leek het een vrouwenstem, maar later bleek het om een baritonstem te gaan, die het Franse volksliedje ‘Au clair de la lune zingt’. De stem is vermoedelijk die van Charles Cross zelf:

phonautogramsinthearchiToen vervolgens al Scotts fonautogrammen werden gedigitaliseerd verschenen nog twee vroegere voorbeelden. De vroegste geluidsopname ooit is daarmee nu bepaald op Scotts voordracht van het liedje ‘Jeune jouvencelle’ zoals Scott dit vastlegde op 17 augustus, 1857:

Anders dan in ‘Au clair de la lune’ was Scott zo vroeg nog niet in staat de stem betrouwbaar vast te leggen. Extreme fluctuaties in registratiesnelheden leiden tot groteske vervorming, maar dat maakt de historische betekenis van de allereerste geluidsopname ooit natuurlijk niet minder. 

Scott1857drawingofaphonautographic

Bijzonder is dat, in tegenstelling tot Edisons vroege experimenten, Scott direct dacht aan het vastleggen van muziek, getuige zowel het hierboven weergegeven fonautogram van ‘Jeune Jouvencelle’ en ‘Au clair de la lune’, alsook getuige zijn fonautogram uit 1859 van een stemvork en bijgaande, door Schott zelf vervaardigde schets van een opnamesessie. 

Meer fonautogrammen van Scott vindt u op de website van Firstsounds.


1877
De stannioolcilinder van Thomas Alva Edison (1847-1931)


EdisonAndPhonographDe eer aan Scotts vinding de dimensie van het reproduceren van de menselijke stem te hebben toegevoegd, komt Thomas Alva Edison toe. In 1877 slaagde hij erin de menselijke stem te reproduceren door een spiraalvormige groef in een met stannioolfolie (tinfoil) omspannen cilinder te maken. Door de naald vervolgens aan het begin van de groef te zetten en de cilinder langs de naald te draaien, werd het geluid via een hoorn weergegeven.

EdisonPhonographDrawingDe beroemde eerste woorden die Edison vastlegde betroffen het kinderversje ‘Mary had a little lamb’. Deze stannioolfolie-opname is niet bewaard gebleven, maar op 12 augustus 1927 deed Edison het ter gelegenheid van het 50-jarige jubileum van zijn vinding nog eens over, teneinde te demonstreren hoe hij de fonograaf uitvond:

EdisonPhonographHet oudst bekende authentieke fonautogram uit Edisons werkplaats is een opname gemaakt door zijn medewerker Charles Batchelor, die in 1878 het geluid van New Yorks spoorlijn vastlegde, hetgeen nu het oudst bekende geluid uit de verenigde Staten is:

1888EdisonCylinderRecordingsCrystalPalace

De oudste bekende opname van een professionele muziekuitvoering betreft een Edison cilinder van 29 juni 1888, gemaakt tijdens een uitvoering van Handels Israel in Egypt in Crystal Palace, London, onder leiding van dirigent Sir August Manns. Tot de fonautogrammen van Cross konden worden omgezet in geluid, gold dit fragment als de oudste opname van de menselijke stem – zeg maar rustig stemmen, want naast sopranen Alwina Valleria en Annie Augusta Mariott, de alt Janet Monach Patey, de beroemde tenor Edward Lloyd, bariton John Bridson en bas William Henry Brereton, omvatte het koor liefst 4.000 solisten:

Goed te horen zijn de voor hedendaagse oren extreem langzame tempi die Manns kiest. Deze hebben wel tot twijfel over de juiste afspeelsnelheid geleid, maar daar de stemming van Alfred James Eyre’s orgel bekend is, zijn die langzame tempi correct. Hoewel over de uitvoering en de solisten weinig te zeggen valt op grond van deze historische live-opname, maakt ze duidelijk dat het begrip tijd voor de doorbraak van de grammofoonplaat en de 29/7 economie in de 20e eeuw heel anders werd beleefd. Natuurlijk was er in 1888 allang geen sprake meer van een historische uitvoeringspraktijk, maar het is niet ondenkbaar dat componisten als Händel een glimlach niet zouden kunnen onderdrukken bij het aanschouwen van de gedachtensprongen rondom het begrip 'historische uitvoeringspraktijk' vandaag de dag – hetgeen niet verlet dat ze waarschijnlijk verguld met het gemiddelde hedendaagse uitvoeringsniveau zouden zijn. Componeren is compromissen sluiten tussen het eigen voorstellingsvermogen en een medium dat van nature nu eenmaal beperkingen kent: de menselijke stem. Wat de Crystal Palace opname in deze glashelder maakt, is dat men in het hoogromantische London van 1888 een methode had gevonden om daaraan te ontsnappen. De ondanks alle geluidstechnische beperkingen indrukwekkende live-opname ademt een massieve grandeur, zoals die sindsdien op platen zelden meer is vastgelegd.
 

JohannesBrahmsAtThePianoHungarianDanceNr1
Even uniek als de Crystal Palace opname is ook de Edison cilinder van Johannes Brahms van 2 december 1889. Brahms introduceert zichzelf alvorens een paar maten te spelen van zijn ‘Hongaaarse Dans Nr. 1’:


1886
De wascilinder van Chichester Bell en Charles Sumner Tainter
 

ChichesterABell(1890s)CharlesSumnerTainter(1896)Graphophone1901


In 1886 krijgt Edisons cilinder een tweede leven als Chichester Bell en Charles Sumner Tainter het folie van Edison vervangen door een waslaag. Waar het folie na enkele keren afspelen versleten was, maakte de wascilinder uiteindelijk commerciele productie van cilinders mogelijk, al waren deze naar huidige duurzaamheidsmaatstaven gerekend natuurlijk nog steeds extreem kwetsbaar.


Opera opnamen op vroege cilinders

Vanaf ca. 1889 wordt er in het bijzonder door cylinder-opnamepioniers als Henri Lioret (1848-1938), Julius Block (1858-1934) en Gianni Bettini (1860-1938) met het opnemen van operazangers geexperimenteerd.

GianniBettini(1860-1938)Posterca1890Bettini cylinders

Volgens de legende nam Gianni Bettini (1860-1938) zelfs wereldberoemde zangers als Jean De Reszke en Adelina Patti, maar ook bijvoorbeeld de Nederlandse bas-bariton Anton van Rooy op. Zo dat al het geval is zijn die cilinders nooit opgedoken. Wat bewaard is gebleven zijn Bettini’s opnamen van hoofdzakelijk de tweede garnituur aan de Parijse Opera en Opera Comique, waaronder de innemende, zoetgevooisde tenor Dante Del Papa en de intrigerende sopraan Rosalia Chalia, alsmede de vroegste opnamen van aria’s uit Guillaume Tell, Le Cid, Sigurd en Les pecheurs de perles.

LioretCylindersLioretcylinder

Lioret brengt een al even uniek boeket vroege opnamen uit Joseph, La juive, Zampa, Le chalet, Robert le diable, Le prophete en Carmen, aangevuld met Lucia di Lammermoor, Il trovatore, Otello, Lohengrin en Siegfried. Deze zeldzame opnamen zijn veelal ingezongen door de belangrijke Franse tenor Emanuel Lafarge in de periode 1896/99. Zowel de resterende Lioret als de Bettini cilinders waren ooit verkrijgbaar op de CD’s Truesound Transfers TT 1903 & TT 1901.

DawnOfRecordingSinds enkele jaren geleden de verloren gewaande Julius Block cilinders in St.-Petersburg werden teruggevonden, komt daar nog een select gezelschap Russische concert- en operalegenden bij. Behalve de stemmen van Tsjaikovski, Tolstoi en Anton Rubinstein, vereeuwigde Block liefst 8 solisten die zich in Tsjaikovsky’s directe kring bevonden en die de wereldpremieres van zijn werken op zich namen in die dagen. Waarbij dient te worden aangetekend dat de violisten op echte violen spelen, omdat de ijzeren violen die het spel van grootheden als Kreisler later tot travestie zouden maken, nog niet waren bedacht. Nemen we de vocalisten, dan creeerde Lavronskaya Tsjaikovski’s ‘Zes romanzen, Op. 27’, Muromtzeva creeerde Tatiana in Tsjaikovski’s Evgeni Onegin (1879) en Oksana in De Pantoffeltjes (1887) en kan hier worden gehoord in opmrkelijk gaaf fragment van Tsjaikovski’s ‘Do not leave me!’ uit de ‘6 Romanzes’, opgenomen op 5 februari, 1891:

Tenor Dolinin zong de wereldpremieres van Rimsky-Korsakovs Sadko (1897) en Het sprookje van Tsar Saltan (1900). Zijn opname uit 1898 van Wagners ‘In fernem Land’ uit Lohengrin staat niet alleen precies tussen die twee wereldpremieres in, maar is ook de vroegst bekende opname van vocale muziek van Wagner. Deze opnamen zijn verkrijgbaar op CD The Dawn of recording/The Julius Block Cylinders (CD Marston Records). 

EdisonBlueAmberolCylinder28243-Jacques UrlusDe zeldzaamheid van deze cilinderopnamen schuilt hierin, dat ze niet konden worden gereproduceerd. Ze meosten stuk voor stuk voor stuk worden opgenomen. Hoewel Liorets celluloid cilinders geluidstechnisch lang superieur waren aan de wascilinders die eind jaren negentig opkwamen, konden die via reproductie goedkoop geproduceerd worden. Dat verschafte de cilinderindustrie vanaf circa 1898 gedurende korte tijd een grote vlucht, waar al omstreeks 1900 de klad in kwam door het handzamere format van de 78-toerenplaat. Toch heeft de cilinder als geluiddrager vanaf ca. 1890 enkele decennia lang als courant medium bestaan. Uitvinder Edison hield zelfs veel langer aan de cilinder vast dan zijn concurrenten. Na forse verliezen staakte Edison uiteindelijk pas in 1929 het uitgeven van cilinders naast de Edison 78-toerenplaten, die hij op enig moment noodgedwongen wel moest uitgeven. Op de foto een Nederlandse persing van een Edison Blue Amberol Cilinder van Jacques Urlus (EBA 28243) in ‘O Schone Zeit, o sel'ge Zeit!’:



RS.

 

[1877-1957 78-Toerenopnamen>>]